De tijd vliegt…

Hij loopt wat verloren rond. 

Aan z’n oor hangt al een microfoontje. Een teken dat hij straks op moet. Hij draagt een fletse trui. In de zaal om hem heen pratende mensen zoals dat gaat op een congres. Groepjes mannen in jasjes zonder stropdas met een koffiekopje. Vrouwen in een jurk of kleurig broekpak. Op de staande tafels schaaltjes met vegan hapjes.

Ik ben op een congres en observeer de man met het microfoontje. Speciaal voor hem heb ik mij aangemeld. De overige sprekers zijn zeker interessant maar ik kom voor hem. Hij die straks zal spreken over een onderwerp dat ik totaal niet begrijp. Maar de enkele zinnen die ik wel begrijp zuig ik op als een spons en zullen een deur in mijn hoofd openen zodat ik daar weer weken over na kan denken. 

Maar zover is het nog niet. 

Tot die tijd dwaalt hij, ook met een kopje koffie, rond door de congreszaal waar het pauze is. Niemand spreekt hem aan. Zouden de anderen niet durven? Of net als ik ook een beetje starstruck zijn?

Zomaar een beroemde wetenschapper in het wild! Kun je die wel aanspreken? En zo ja, waarmee dan? 

‘Toffe trui, Thomas!’

Hhm, nee. 

‘Cool optreden laatst bij Theo, Thomas.’

Pfff.

Herken je die situatie dat je iemand wil aanspreken maar geen idee hebt hoe? En je zoekt naar iets heel wijs als openingszin want je wil ook niet als een nitwit overkomen en al helemaal niet als een kwijlende fan? Met als gevolg dat je niets doet, niet durft of denkt: daar zit zo iemand toch niet op te wachten? 

Maar waarom? Wat een onzin.

Ik besluit een openingszin erin te gooien. 

‘Dag Thomas, wat leuk je hier te zien,’ begin ik (hhm, redelijke opening, nu doorpakken, vooruit, met een vraag dan maar).

‘Hoe was het voor jou om bij Zomergasten te zijn?’

Hij kijkt verrast op en lacht. ‘Hallo’. (Zou hij blij zijn dat eindelijk iemand hem aanspreekt? Hij had zich tenslotte ook kunnen verstoppen in de coulissen).

‘Ik vond het plezierig,’ zegt hij met een zangerig Belgisch accent. ’En Theo was een fijne interviewer. Al zat hij wel wat dicht tegenover me.’ lacht hij.

Zijn openheid moedigt me aan om door te vragen.  

‘Ik begreep net als Theo niet alles wat je zei, maar er was één ding dat me schokte en dat ik me nog steeds afvraag’ vervolg ik.

Hij kijkt me geïnteresseerd aan: ‘En wat is dat?’

‘Zijn we echt helemaal alleen in het heelal?’ durf ik nu.

Hij schaterlacht nog net niet. ‘Awel, ja, we zijn echt alleen.’

Er ontstaat een gesprek over zijn samenwerking met Stephen Hawking en omdat ik me niet op glad ijs wil begeven luister ik ademloos. Zijn verhaal gaat in essentie over verbinding. En dat in een heelal waar we helemaal alleen zijn.

Ja, toch een beetje starstruck nu. 

Na het congres kijk ik mijn aantekeningen nog eens na die ik heb gemaakt tijdens zijn talk. Ik begrijp er nog steeds niks van. Behalve dit: tijd is ook beleving. Hoe je tijd beleeft verandert door de plek waar je je bevindt. Kloktijd en belevingstijd lopen niet synchroon.

Ik denk ook aan deze veranderende tijden. Sommige periodes in je leven lijken nog heel dichtbij, andere dingen die je vorig week beleefde voelen veraf. Ooit was er een oerknal en nu knallende conflicten. De huidige natuurkunde onderzoekt ook of er meer dan één geschiedenis is. Mogelijke geschiedenissen… onvoorstelbare zaken die we nog lang niet begrijpen.

En zo is tijd niet voor iedereen hetzelfde. 

Het gesprekje met kosmoloog Thomas Hertog duurde hooguit tien minuten maar in mijn beleving kan ik er weken op teren. 

Time flies when you’re having fun.