Nietje
‘Ik breng je wel even naar huis.’
Voor ik ook maar iets kan zeggen loopt ze met stevige passen naar een busje verderop, gebarend dat ik mee moet komen.
Ik ben te verbaasd. Mij thuisbrengen?
Ergens wil ik tegensputteren. Ik sta bij haar broer op het erf met mijn racefiets en een lekke band. Het is hemelvaartsdag en ik ben acht kilometer van huis en heb geen reserveband bij me.
Ik kan mezelf wel voor m’n kop slaan. Altijd band en plak bij me, maar dit keer niet. Wat nu?
Acht kilometer is ook geen aantrekkelijke afstand om terug te lopen op wielrenschoenen. Ik denk aan het bellen van een taxi en het stallen van mijn fiets op de boerderij. Maar de vrouw is vastbesloten.
Zij gaat mij thuisbrengen. ‘Neem die hulp nou maar aan,’ zegt ze. ‘Je zou hetzelfde voor mij doen.’
Ik open de bus die gemaakt lijkt te zijn voor het vervoeren van fietsen. Stal de fiets achterin en neem op de bijrijdersplek plaats.
Onderweg vertelt ze over de buurt waar ik gestrand ben. Ze wijst naar de boerderijen waar we langzaam voorbij rijden. Er woont familie, vrienden, bekenden. En er worden Oekraïners opgevangen.
Wat een verbinding, denk ik.
Als ik haar naam en adres vraag om een bloemetje te sturen, weigert ze resoluut. ‘Je ontvangt niet graag hulp he’ voegt ze eraan toe met een lach. ‘Ontvang het nu maar’. Ze kijkt me recht aan.
Alsof het de normaalste zaak van de wereld is om een wildvreemde vrouw in een wielrenoutfit die komt aanwaaien op het erf van haar broer gewoon naar huis te brengen.
Keuzes… Ze had het ook níet kunnen doen.
Bij mijn huis laad ik mijn fiets uit en met een warme hand en enthousiast uitzwaaien zie ik haar mijn straat uitrijden.
Als ik later mijn band vervang ontdek ik dat het lek is ontstaan door een nietje dat in mijn buitenband zit geprikt.
Grappig, denk ik, een nietje, zo’n ding dat normaal gesproken de boel bij elkaar houdt en voor verbinding zorgt.
De metafoor van de dag.